donderdag 29 mei 2014

Snoeien.

Zo hadden we voor het huis, ergens halverwege de spoordijk, kersenboompjes staan. Waardeloze boompjes volgens mamma. Er kwamen geen kersen aan, maar wel heel veel muggen op af. Als je dan op de dijk wilde spelen, moest je bijna in een muskietennet rond gaan lopen. En als je in de auto wilde stappen, moest je eerst nog een kwartier muggen doodslaan op het plafond van de auto. Pappa en mamma gingen de bomen snoeien.

Na een tijdje waren ze wel klaar vonden ze en ze gingen koffie drinken, maar er zaten nog steeds allemaal rode takken zonder kersen aan en er hing nog steeds een zwarte wolk met muggen omheen. ‘Zullen we helpen, dan kunnen pappa en mamma gewoon koffie blijven drinken en dan maken wij het hier wel even af.’ Goed idee vonden we alle drie en dus gingen we snoeien. Alle takken van de boom waar blaadjes aanzaten, knipten we weg. Er ontstond al weer een hele stapel voor op het kampvuur. Na een half uur stonden er nog maar een paar dikke stronken met uiteen staande takken. Het was een prima klimboom geworden.

Van een afstand keken we trots naar ons werk. Tevreden liepen we met de takken naar de achterzijde van het huis. Daar waar ’s avonds het kampvuur gehouden wordt, zaten pappa en mamma in de zon koffie te drinken en de krant te lezen.


‘Waar komen al die takken vandaan?’ ‘Van die rare boompjes. Die zijn nu helemaal kaal en er zijn direct geen muggen meer!’ Tegelijkertijd sprongen pappa en mamma op en renden naar de voorkant. ‘Wat hebben jullie nu weer uitgespookt? Nu kan iedereen ons van de weg zo zien! Waar zijn de mooie kersenbomen nu?’ Pappa’s en mamma’s. Ze weten echt nooit wat ze willen. In ieder geval kan mamma dit jaar niet meer in haar bikini in de tuin. Achter het huis kan wel. Maar niet meer in de voortuin. Dan botsen de auto’s op de weg tegen elkaar. Beter van niet dus. Wij hebben in ieder geval een paar prachtige klimbomen. Zonder muggen. En een heel groot kampvuur.

We kunnen er altijd nog een kunstwerk van maken. Of een limonadeboom. Dat is ook een optie.

woensdag 21 mei 2014

Visbewijs.

‘Mam, mogen we gaan vissen?’’Nou nee, eigenlijk niet. Ik wil niet hebben dat jullie zomaar aan de waterkant spelen. Veel te gevaarlijk.’’Niet waar. We hebben onze bikini namelijk aan. Er kan ons dus niets gebeuren.’ Deze kinderlogica ontgaat mij zoals gewoonlijk volledig, maar het zal wel. Dochter en vriendinnetje staan verwachtingsvol met 2 kinderschepnetjes klaar. Emmer staat bij de voordeur. ‘Waarvoor is dat emmertje?’Vraag ik aan ze. ‘Als we een vis hebben gevangen doen we hem eerst even in de emmer. Kunnen we hem goed bekijken en dan doen we hem weer terug. Mag hij weer naar zijn kindjes.’  ‘En als de vis die jullie vangen nu een kindje is?’ Dochter en vriendin kijken elkaar aan. ‘Die vangen we niet. Die zijn te slim en te snel om gevangen te worden. Nee, je vangt alleen de ouders.’ Ik doe weer even net alsof ik niet helemaal begrijp wat ze bedoelen. Lijfsbehoud. Ik voel me nog niet dom en langzaam namelijk. En ik heb gewoon 3 kinderen!

Precies als ik net wil zeggen dat het van mij wel mag, maar dat ze wel voorzichtig moeten zijn en niet met vreemde mensen mee moeten gaan etc. etc. roept Ben van de bank: ‘Dat gaat dus niet door, want je hebt een vispas nodig. Anders krijg je een boete.’ Een boete? Om met een schepnetje door het water te scheppen? Denkt hij nu serieus dat ze ook maar 1 vis vangen? Zelfs als ze 70 jaar blijven staan en hun rollator in de strijd gooien, zullen ze geen vis vangen. ‘Kijk maar eens op internet. Kun je het zelf zien. De boete bedraagt iets van 100 euro.’ ‘Compleet bezopen!’Roep ik uit. Dochter is huilend naar boven en vriendinnetje staat beteuterd in haar badpak in de kamer.

Maar kijkend op de websites van de visbonden staat het er wel degelijk. Een kind onder de 14 mag alleen vissen onder begeleiding van een volwassene met vispas. Of zelf dus een vispas hebben. Boete: houdt u vast: 130 euro! 130 euro!! Voor een kind met een schepnet. Even in een context plaatsen: Als je door het rode licht rijdt kost het je: 230 euro. (Met de auto) Als je door het rode licht rijdt, neem je bewust een risico. Kies je er voor om andere weggebruikers dood te rijden, kost het geld om ambulances te laten komen, politie moet achter de koffietafel vandaan komen, weg moet tijdelijk worden afgesloten vanwege opruimwerkzaamheden. Etc. Die boete kan wel naar 500 euro. Vissen zonder visbewijs voor een kind: 130 euro!

‘We gaan morgen wel bij de buurman kikkers uit zijn vijver scheppen.’ ‘Dat mag dus ook niet, want een kikker is een beschermd amfibie. Mag je ook niet vangen. Kikkerdril wel. Dat mogen jullie wel gaan vangen.’ Meisjes kijken pappa aan. Kikkerdril vangen? Wie wil er in hemelsnaam kikkerdril vangen? Geen kikkers vangen? Geen kikkers vangen? Nu moeten ze daar in Brussel eens heel erg goed luisteren. Die kikkers hebben geen toestemming gevraagd om te mogen wonen in de vijver. Ze zijn er in grote getale zelfstandig komen wonen. Hebben als het ware de vijver gekraakt. En is kraken tegenwoordig niet ook al verboden in Nederland? ‘Wij gaan kikkers vangen en die brengen we terug naar de sloot!’

En zo geschiedt. Kinderen staan alle 3 met een schepnet in de vijver van de buurman kikkers te vangen. Voorzichtig worden ze vervolgens naar de sloot gebracht. Helemaal blij zijn ze.  Overgebleven kikkers in de vijver niet. Nog een paar uur blijven ze kwaken om met hun lokroep hun vriendjes terug te lokken. Geeft helemaal niets. Gaan de kinderen van de week gewoon nog een keer kikkers vangen. Zonder visbewijs.


Ergo: als uw kind aan het vissen is met een netje en er komt een Boa gewichtig doen, zijn ze gewoon kikkerdril aan het vangen.

dinsdag 13 mei 2014

Voedselbank.

Tijdens het fietsen ontstaan vaak de meest waardevolle gesprekken tussen de kinderen en mij. Vandaag weer een hele mooie fietstocht richting zwembad gehad. Finn 6 jaar:

‘Mam, in onze klas staat een doos. En in die doos gaat pasta. Overmorgen doen we dat, want ik moet eerst even een dagje nadenken over wat juf allemaal heeft gezegd.’ ‘Waarom staat er een doos me pasta in jullie klas?’ ‘Nee! Er zit nog geen pasta in. Het is nu gewoon een lege doos. Maar er gaat pasta in. Of iets anders. Spullen die niet kunnen bedorven.’ ‘Zoals boeken en een voetbal?’ ‘Ook niet. Je moet het kunnen eten en het mag niet bedorven zijn. Ze moeten het heel lang kunnen bewaren, want ze kunnen het niet eten.” ‘Wie kunnen er dan niet eten?’

‘Nou, die mensen die u allemaal kent.’ ‘Die ik ken? Ken ik mensen die niet kunnen eten?’’ ‘Ja. U kent iedereen, dus ook mensen die arm zijn en geen eten kunnen kopen. En voor die mensen gaan we pasta inzamelen.’ ‘Mag het ook iets anders zijn?’ ‘Ja, maar ik lust graag pasta, dus als wij dan ook geen eten kunnen kopen, krijgen we onze eigen pasta terug. Het gaat namelijk naar een bank.’

‘Fantastisch! Dus alle kinderen nemen iets mee van thuis om in die kratten te doen?’ ‘Ja! Maar dus alleen spullen die eetbaar zijn, niet kunnen bedorven en ook geen speelgoed. Als dan de doos vol is, gaan we hem naar het podium brengen en over een paar weken gaan we ze naar de bank brengen. En daarom mag het dus alleen pasta zijn. Want kaas en appelen kunnen wel verrotten. Dan begint het te stinken in de school’

‘Naar de bank, wat goed. En weet je ook hoe die bank heet?’ ‘Ja natuurlijk weet ik dat. Dat heeft de juf ook verteld. Alle dozen gaan naar de Rabobank! Mensen die dan niets te eten hebben gaan dan naar die bank en dan krijgen ze gewoon al dat eten mee. Best wel handig dus. Hoeven ze ook niet te betalen. Kunnen wij voortaan ook wel doen dus als we geen eten hebben.’ ‘Hebben wij dan heel vaak geen eten?’ ‘Ja! Want we hebben nooit iets lekkers in huis, en als we chips hebben, eet u dat al op en alle lekkere dingen in de supermarkt krijg ik nooit. Dus gaan wij ook gewoon voortaan naar die bank.’ Heel even is Finn stil achterop de fiets. ‘Mam! Ik weet het weer! Het is niet de Rabobank, maar de etensbank!’


Maatschappelijk verantwoord bezig op school. Gelukkig hebben we een begeleidend schrijven gekregen via de mail en weet ik dat ik morgen dus niet naar de Rabobank hoef te fietsen. Wel ’s middags met de kinderen naar de supermarkt. In alle klassen staat namelijk een krat om het eten in te verzamelen. Chips. Zou dat ook bederven? Appelen wel. Laat ik vanavond dan maar aan de appelen gaan. Gaat de chips morgen naar school.
Laten we deze gevulde doos maar niet naar school brengen. (huisjespark)

zondag 11 mei 2014

Kuikenkwekerij

De kinderen hebben een nieuwe hobby. En als moderne moeder schijn je de kinderen tegenwoordig te moeten stimuleren. Hmmmm. Vanavond liepen twee van mijn exoten opeens met sokken in de rondte. Ieder met een paarse sok van Sophie. Ze dansten met de sok in hun handen, ze aten warm met de sok in hunhanden, gingen naar het toilet, wasten hun handen, vochten een robbertje met oudste broer met sok in hun handen, renden naar boven, speelden met de lego en al die tijd bleef die sok klemvast in hun hand.

Na een paar uur kwam Sophie naar me toe. Met die sok. ‘Ik kweek mijn eigen kuikentje.’ ‘Wat lief.’ Zei ik. ‘Wat voor kuiken?’ ‘Gewoon een kuiken uit een ei.’ De sok ging open en heel even zag ik een glimp van een bruine eierschaal. ‘Is dat een ei? Is dat een echt ei?’ ‘Ja.’’Hoe kom jij aan dat ei?’ ‘Uit de koelkast.’ ‘Uit de koelkast? Maar is dat ei dan wel gekookt?’ ‘Nee natuurlijk niet! Dan komt er toch geen kuiken meer uit?’ De verbazing over zoveel onnozelheid bij mamma was te lezen op het gezicht van dochter. ‘Mijn kuiken is kapot gevallen,’ kregen we tussendoor te horen van Finn. ‘Hoezo:  is kapot gevallen? Had jij ook een ei in die sok?’ Ýep! Maar nu is hij gevallen en er zat geen kuiken in.’ ‘Waar is hij gevallen?’ ‘Gewoon ergens boven.’ Nu zijn er een paar dingen waar ik niet zo heel goed tegen kan. Een daarvan is een kapot gevallen ei. Daar kan ik dus totaal niet tegen!

Ben snapte de hint en ging op zoek naar het ontplofte ei. Zonder sok, want die had zoon nog steeds vast. ‘Hoe verzinnen jullie dit nu weer?’ ‘Het ei bewoog in de koelkast. Het kuikentje wilde er gewoon heel graag uit, maar er zit geen kip op de eieren.’ Nu moet u zich dus even een gezinskoelkast visualiseren. Pakken melk, verantwoorde boter met extra vitamines, yoghurt, groentes, kaas, vleeswaren, mosterd, allerhande tubes met allerhande sauzen, die we helemaal niet eten, maar wel heel veel ruimte innemen en een tree eieren. 20 stuks. Maar geen kip!! Vinden mijn kinderen maar raar. Wat moet je nu  met eieren in je koelkast zonder kip?

Toch lief dat ze besloten om de eieren zelf uit te broeden.  Sociaal. En toch lief van pappa dat hij gewoon altijd zonder te mopperen de bende weer opruimt. Het ei van Sophie ligt weer veilig in de koelkast. Op een nest. In mijn koelkast liggen nu tussen de ijsbergsla en de komijnekaas; een sok, watten en veertjes om het ei warm te houden. In de koelkast! Morgen dus alles maar flink uitsoppen. Kan ik meteen al die tubes weer verwijderen. En wie weet. Wie weet hebben mijn kinderen wel gewoon gelijk en lopen er morgen een 10 tal kuikens in mijn koelkast.


Het zou me eigenlijk niet eens meer verbazen.

vrijdag 9 mei 2014

Een warrige dag.

Ja, het zal wel weer eens niet denkt u nu met zijn allen. Maar geef toe, er zijn al een hele tijd geen verhalen verschenen over avonturierende kinderen, afwezige pappa’s of  blunderende mamma’s. Veel te druk met het schrijven van verhalen. Mijn hoofd loopt helemaal over, en dus had ik totaal geen tijd meer om achterover te gaan zitten om met een kritische blik naar mezelf en mijn bij tijd en wijl falende functioneren te kijken.

Nu dus wel. 4 kinderen zitten ademloos naar een film te kijken, pappa heeft zich bij de kinderschare aangesloten en lacht om het hardst. Eet ook het aller snelst zijn chips op overigens. 4 kinderen? Nee, geen aanleiding om terug te gaan lezen, gewoon een vriendinnetje van Sophie die komt logeren. Hadden de dames besloten. ‘C. komt slapen dit weekeinde.’ ‘Ja, van vrijdag op zaterdag kom ik. En dan word ik wel weer vroeg opgehaald, vanwege het sporten. Dus je kunt niet uitslapen.’ Gna-gna-gna. Zal ik nu gaan vertellen dat ik morgenochtend gewoon om 7.00 op mijn werk moet zijn? Dat ik dus om half 7 op de fiets zit en ze om 6 uur hun bed uittrommel? Hoezo uitslapen? Het is geen vakantie! Of wacht ik eerst de zondag toch even af voor ik weer verander in de gemene mamma heks.

Moederdag. Zondag is het Moederdag. Vanmiddag zette jongste zoon zijn eigen traditie vrolijk voort. Amper thuis, met druipende jassen nog aan, overhandigde hij stralend en met de aller-aller liefste kus van de wereld zijn cadeau aan mij. ‘Mag ik wel het doosje terug dat er in zit? Die vind ik zo mooi, die ga ik zelf weer gebruiken. Maar die speld mag u wel houden. En het gedicht moet u zelf lezen. Daar ben ik te moe voor.’ Ja, en ik weet het. Dan moet ik streng zijn en zeggen dat het zondag pas Moederdag is. Dat hij zondag zijn pakje pas mag geven. Maar van wie mag dat pas zondag? Ik ben toch iedere dag moeder? En er zijn ook echt dagen dat mijn kinderen mij achter het behang plakken. MIJ!!!! Maar dus niet vandaag. Vandaag kreeg ik een hele mooie speld, ook wel broche genoemd, het doosje moest ik weer afstaan en het gedicht is vast ook prachtig als hij voorgedragen wordt.  

Oudste zoon heeft zijn pakje weer verstopt. Zelf. Dat is inmiddels ook traditie, want zoon vergeet (net als dochter) zelfs waar zijn oren ook alweer zitten. Dus als hij op vrijdag een pakje verstopt, heeft hij twee dagen later echt geen idee waar hij hem nu gelaten heeft. En zo lig ik dus al een paar jaar achter elkaar moederziel alleen in mijn bed op Moederdag. Huilende zoons en pappa zoeken naar cadeau, dochter heeft altijd honger en zit beneden aan het ontbijt, terwijl ik dus liggend in mijn bed een poging doe om alle kruimels op het blad te laten. Kruimels van ontbijt die ik zelf werkelijk nooit zou bedenken, laat staan zou opeten, maar er was iets met een gegeven paard. Zoon zit inmiddels echter in groep 8. Zal dus in staat moeten zijn om iets langer dan 2 dagen te onthouden…. We gaan het zien aanstaande zondag.

Dan hebben we pappa nog. Vandaag kreeg ik nog te horen dat ze pappa weer zo warrig vonden. Dat kan kloppen. Er speelt zo veel in zijn hoofd, dat hij echt even geen energie meer heeft om sociaal actief te zijn. Geeft ook niets, want het gaat verder goed met pappa. Hij kan de signalen in zijn hoofd redelijk aanvoelen en pakt ook gewoon af en toe zijn rust. Dat hij dan warrig overkomt, of niet de gewenste antwoorden geeft: het is niet anders. Wat wel heel lekker is, is dat derden mij er op aan spreken. Weet ik dat we weer even beter moeten opletten.


Met de kinderen gaat het goed. En met mij dus ook. En blunders? Nee, even geen blunders die ik met u deel. Komt wel weer hoor. Ons leven is namelijk nooit saai. 

donderdag 8 mei 2014

Een introductie in Zweden.

‘Julia, Rune en ik, (Nisse) wonen in Zweden. Niet altijd, alleen in de vakanties. ‘Lekker rustig’ zegt mamma altijd, maar zo rustig is het helemaal niet. Wij halen namelijk altijd rarigheid uit. ‘Zelfs op vakantie heb ik geen rust’, zucht mamma dan. Nou, van ons mag ze best gewoon buiten blijven zitten hoor. Op een stoel, met een boek. Wij kunnen hier namelijk niet zomaar onder een bus komen, of in 7 sloten tegelijk vallen. We kunnen wel op de spoordijk spelen.’

‘Het toegangspad naar het huis is namelijk het traject van de oude spoorlijn. Er rijden al heel lang geen treinen meer overheen, en daarom kunnen wij nu in dat huis wonen. De spoorwegen hebben het huis verkocht. En bij ons de rails weggehaald. Eerst was het huis van een spoorarbeider. Het was heel klein. De trap naar boven zat in de kast en de voordeur zat gewoon nog waar hij hoorde. Voor in het huis. Nu is er een aanbouw geplaatst achter het huis en daar is de trap ingekomen. En de voordeur. Maar die zit nu dus achter het huis! Bovenaan de trap staat de douche. Die is ook al raar. Hij was eigenlijk te groot en dus is er een stuk uit het dak gezaagd. Niet door pappa. Pappa is heel handig. Maar de vorige bewoners waren dat niet. Het huis is nog steeds heel klein. We slapen met zijn drieën op 1 kamer. Pappa en mamma slapen in de grote slaapkamer, die echter ook meteen de overloop is. Aan de voorzijde van het huis is nog een balkon, naar die begint te verrotten, dus daar mogen we niet meer komen. Dat is in een notendop ons huis. O nee! We hebben ook onze eigen waterbron. 100 meter de diepte in en in de trapkast staat een rare blauwe fles. Daar zit dan het vers opgepompte water in. Zuiver, ijskoud water.’

‘Pappa en mamma vinden het heerlijk om te wandelen in Zweden. Thuis in Nederland vinden ze dat maar saai. Zien ze alleen maar dichte luxaflexen. Nou, hier zie je niet eens huizen! Kun je rustig een paar uur lopen zonder ook maar 1 huis tegen te komen! We zien wel herten en dassen en vossen en andere beesten als we maar een beetje stil zijn. En ik moet ze gelijk geven: een das in ons Nederlandse dorp zou pas echt een sensatie zijn!’

‘Het riool is trouwens ook een beetje vreemd. Maar daar gaan we het niet over hebben. Praten over het riool is vies. Maar vooruit: ik zal het fluisteren: ons toilet is niet aangesloten op een rioolbuis, nee, hij vervoert alles naar een put. Een put in de tuin. En via die put gaat alles trapsgewijs terug de bodem in. Iedere trap zuivert de rotzooi, zodat er uiteindelijk weer schoon vies spul terugvloeit de bodem in. BRRRRR. En het toilet spoelt ook niet geruisloos door, nee, hij maakt een enorm malend geluid. Rune is bang voor het  toilet en gaat dus het liefste gewoon buiten plassen. Tegen een boom. Of tegen de bieslook, maar dat mag niet meer van mamma. En als hij wel naar het toilet moet, laat hij de deur openstaan. Maar dat is helemaal raar, want het toilet staat in dezelfde ruimte als de keuken.’ Zucht.


‘Ons huis staat als laatste van het dorp. Precies op de grens met het volgende dorp. Het dorp waar wij bij horen is wel ongeveer 10 kilometer ver weg. Je kunt dus niet zomaar even een pak melk halen, of skateboarden op het plein. Maar we kunnen wel in bomen klimmen, in de eindeloze tuin spelen, op de trampoline springen, schommelen of op zoek gaan naar wolven en herten. Of helpen in de tuin. Dan mogen we soms ook snoeien. Al het snoeiafval gaat ’s avonds op het kampvuur. Dat snoeien gaat bijna altijd goed. Bijna altijd, maar dus niet altijd helemaal.’
Bij die berg zand ligt de waterleiding.

zaterdag 3 mei 2014

Schilderen.

Pappa en mamma gaan het huis schilderen. Volgens pappa is het niet nodig, maar mamma vindt van wel. En mamma krijgt altijd haar zin. Voor de lieve vrede is dat zegt pappa dan. En dus komen er vaten met rode verf. Rood? Ja. Rood. Het huis is rood met witte kozijnen. Een wit hek rond het balkon en een witte veranda. Dat is een heel duur woord voor een overkapping bij de voordeur. Die echter achter het huis is. De verf is een soort klei in poedervorm en pappa en mamma smeren het op het huis met een soort kleine bezem. Gaat een stuk sneller dan in het andere huis in Nederland.

Mogen we helpen? Vragen Rune en Julia telkens , maar dat mag niet, ze moeten ver uit de buurt blijven van mamma. En dus gaan ze samen springen op de trampoline, klimmen ze in een boom, eten een boterham en daarna ook nog chips, maar helpen dus nergens mee. ‘Wel jammer dat we niet mogen helpen.’’Ja, het is ook een beetje stom van ze, want als wij helpen zijn we toch veel sneller klaar en kunnen we lekker naar het zwemmeertje gaan.’

Alle planken van het huis worden rood. ‘Totaal niet leuk. Alle huizen in de omgeving zijn rood met witte kozijnen. Hoe kun je nu aan een vriendje uitleggen welk huis van jou is?’’Gewoon zeggen: ik woon in dat rode huis met witte kozijnen.’Julia en Rune giechelen samen terwijl ze naar het schilderwerk kijken. ‘Zullen we toch gaan helpen?’’Nee, dat mag toch niet?’’Ja, maar ik denk dat ze het toch wel lief van ons vinden, want dan kunnen we eerder zwemmen.’

Stil lopen Rune en Julia het huis is. Ze zoeken twee kwasten, maar pappa en mamma hebben de kwasten expres goed verstopt. ‘Hier gaat het ook wel mee!’zegt Rune terwijl hij een paar verf roerlatjes in zijn handen heeft.'
 
Voorzichtig worden er 2 latjes in de witte verf gedoopt. Helder witte verf. Voor op de kozijnen en het balkon. Maar de latjes gaan zoef langs de rode muur. Zoef-zoef-zoef. Op verschillende hoogtes komen er prachtige witte strepen op de rode muren te staan. De eerste 2 kanten van het huis zijn snel klaar en de kinderen schuiven nog een hoek om. Zoef-zoef-zoef. ‘Wat doen jullie nu alweer! Deze muur hebben we net rood geschilderd! En nu staan er witte strepen op! Hier met die stokjes en wegwezen jullie! We hoeven nog  maar 1 kant te doen, dan zijn we klaar en kunnen we gaan zwemmen.’ Mamma is boos. Pappa ook, maar die zegt niets.

Rune en Julia zijn ook boos. ‘Mooi, dan helpen we toch niet meer? Moeten ze het zelf maar weten. Kom, we trekken alvast onze zwemkleding aan.’ Terwijl ze in hun slaapkamer staan horen ze pappa opeens bulderen van het lachen en mamma heel boos roepen. ‘Rune!’’Julia!’ ‘Hier komen!’ ‘jakkes, zegt Julia.’ ‘O jee’, antwoord Rune. Als ze beneden komen, staan pappa en mamma van een afstandje naar het huis te kijken. Een rood huis, met witte kozijnen, een wit balkon, een witte veranda en prachtige witte strepen aan 2 kanten van het huis. Mamma kijkt heel boos, maar pappa lacht nog steeds.

‘Nu is ons huis tenminste net een beetje anders dan de andere huizen.’Vertellen ze aan pappa en mamma. Na een paar minuten is mamma gelukkig ook niet boos meer. ‘Inderdaad. Wij hebben net een iets ander huis dan alle andere huizen hier. Want wij hebben jullie.’ “En nu gaan we zwemmen zegt pappa.’


Dus: als jullie met Rune, Julia en Nisse willen spelen, hoef je alleen maar op zoek naar een rood huis, met witte kozijnen; een wit balkon; een witte veranda en met prachtige witte strepen.