maandag 27 oktober 2014

Jaarvergadering.

Vanavond hebben we de jaarvergadering op school. Niet eens op mijn school, maar op de school van de kinderen. Hartstikke leuk om naar zo’n avond te gaan. Je krijgt koffie met een koekje, gaat zitten en je wordt door middel van foto’s op een PowerPoint meegenomen in het schooljaar wat reeds beëindigd is. So far So good.  Mensen: allemaal een keer naar de jaarvergadering van school gaan. Weet u wat er speelt op school, u toont uw betrokken kant weer eens en die mensen achter de tafel zitten daar niet zielig in het luchtledige van de aula te orakelen.

Al een aantal jaarvergaderingen heb ik bijgewoond. Altijd gezellig en aan het einde van de avond hebben we interessante lezingen. Of totaal oninteressante. Dat kan ook. Zo staat een lezing over social media me nog helder voor de geest. De spreker nam ons op zijn surfboard mee over het wereldwijde net. Een lezing time management was al een flop nog voor de dame in kwestie ook maar 1 woord had gezegd.  Ze kwam namelijk een kwartier te laat. Time management expert was ze.

Maar: dit jaar zit ik aan de verkeerde kant van de tafel. Sinds vorig jaar ben ik de voorzitster van de ouderraad. De oude voorzitster nam vorig jaar de vergadering nog voor haar rekening, want we lopen met die vergaderingen dus steevast een jaar achter. Dat komt door die mislukte avond time management. Dit jaar moet ik echt met de billen bloot. Samen met mijn medebestuursleden (ook beide nieuw) zit ik aan een tafel achter een computerscherm en voor een beamer. Vol in het zicht van een ieder die vanavond aanwezig zal zijn. Nu ben ik dagelijks op die school en ik voel me als een vis in het water. Achter de schermen. Niet in het midden van een zaal zittend achter een tafel. Spots op onze blozende wangen. Wangen die dus iedere 5 minuten blozender worden. Want spontaan krijg je opvliegers, door de hitte van de lampen en door alle ogen die je op je gevestigd weet.

Ooit hoorde ik iemand zeggen dat je moet bedenken dat je toehoorders in hun adamskostuum zitten. In hun blootje dus. Ik vraag me wezenlijk af of ik mensen wel in hun blote kont wil zien, maar dat terzijde. Dan kun je toch niet serieus een vergadering draaiend houden? En: wat mijn hersenen dan als vervolgstap nemen: denken die mensen hetzelfde als ze naar jou kijken? Mijn wangen worden roder en roder.

Nee, het in het volle licht staan is niet aan mij besteed. Ik stroop liever mijn mouwen op. Achter de schermen. Vanmiddag bedacht ik een meesterlijk plan. Vanaf de volgende vergadering, heb ik een adjunct voorzitter nodig. Een vice voorzitter. Een die het niet erg vind om in openbare ruimtes op een podium te staan. Vanavond maar een extra agenda punt inlassen.

Oproep Vice voorzitter: Functie eisen: het in goede banen leiden van een jaarvergadering. In het bezit van voldoende zelfvertrouwen en flair. Rijbewijs niet nodig. Duidelijk verstaanbaar zijn in de Nederlandse taal. Er komen op zo’n avond ongeveer 60 mensen. U hoeft de taal niet foutloos te kunnen schrijven,  daar hebben we weer andere leden voor. De meeste moderne computers beschikken ook over een spellingscontrole.
Vergoeding: een kop koffie met een speculaas voorafgaand aan de vergadering en een handdruk, een normale, geen gouden met eeuwige dankbaarheid van mijn zijde.


Ik ben benieuwd.
Ziet u mij? Ik sta daar ergens achter. Met kleding. Maakt u zich vooral niet ongerust.

vrijdag 24 oktober 2014

Ole. Hoofdstuk 2. De tocht door het bos.

Terwijl de alarmbellen op school afgaan en de leerkrachten in alle lokalen kijken of Ole zich misschien toch als grap ergens verstopt heeft, loopt Ole buiten achter de aap aan. Over het verlaten schoolplein loopt hij richting een hekje aan de zijkant van het schoolplein. Via het hek komt Ole op een klein grasveld waar de fietsenstalling van de leerkrachten is. De aap springt op de stalling en verdwijnt in het bos. Nu staat Ole in tweestrijd. Gaat hij terug naar school en gaat hij verder met zijn lessen of gaat hij achter de aap aan? Hij heeft op school geleerd over beren en wolven, over lynxen en elanden. Maar nog nooit heeft iemand hem iets verteld over apen in de bossen achter zijn school.

En zo wint de nieuwsgierige kant van Ole het van zijn serieuze kant en via de bagagedrager van de fiets van de gymjuf klimt hij bovenop de stalling. Aan de achterzijde is een kleine strook mos waar Ole zich op laat vallen. Hij pakt zijn kompas, bepaalt zijn positie en begint te lopen.

Ondertussen heeft de directeur contact gehad met de politie. En omdat iedereen in het dorp weet dat Ole niet zomaar lessen als natuureducatie laat lopen, weten ze dat er iets moet zijn gebeurd. Iets. Maar niemand weet precies wat dat iets dan wel is.

Ole loopt door het bos op zoek naar de aap, maar die laat zich niet meer zien. Apen zijn heel goed in verstoppertje spelen in de bossen. Slingeren met het grootste gemak van boom naar boom. Ole vindt het allemaal wel leuk in het bos. Hij ziet bosbessen. Bedden vol bosbessen. Hij loopt over verende paden van mos en plukt links en rechts bramen van de struiken. Ongemerkt komt hij steeds dieper in de bossen. De bomen staan hier dichter op elkaar en het zonlicht laat zich steeds moeilijker zien. Maar hij maakt zich nergens zorgen over. In zijn rugtas heeft hij zijn lunch nog onaangeroerd en om hem heen is voldoende fruit te vinden.

Pas als er echt bijna geen zonnestralen door de boomtoppen komen, raakt hij een klein beetje in paniek. Een klein beetje maar. Hij is per slot van rekening een echte stoere jongen van rond de 8 jaar. En stoere jongens van rond de 8 weten best hoe ze de nacht door moeten brengen in het bos.


Met takken van dennenbomen maakt hij een hut. De takken zet hij om een boomstam heen. Aan de bovenzijde bind hij de losse takken vast met een schoenveter. Zo ontstaat er een soort iglo. Een groene iglo. Op de grond legt hij nog een paar takken en dan is het goed. Ole kruipt naar binnen, doet zijn rugtas openen en eet zijn boterham op. Met pindakaas, want daar word je groot en sterk van. Zegt zijn moeder altijd. Onzin denkt Ole. Boterhammen met pindakaas zijn gewoon heel erg lekker! Als zijn boterham op is, valt Ole in een diepe slaap. Want achter apen aanlopen door donkere bossen is best vermoeiend.


vrijdag 17 oktober 2014

Ole en de mammoeten.

Als je op een vrijdagmorgen aan je kinderen vraagt: waar zal mamma vandaag een verhaal over schrijven? Dan verwacht je dat ze zeggen: een verhaal over de tijdmachine, of over de zwemles, over de Herfstvakantie of over dansende egels in de tuin. Maar die van mij kwamen met een lijstje: Neerstortende trap; indiaan; aap; bos; grot; Zweden; rugtas; broodje pindakaas; water. Dus dan gaan je aan de slag:

Hoofdstuk 1:

Ole was een doodnormale jongen van ongeveer 8 jaar. Ole zelf wist exact hoe oud hij was, maar Ole vertelde dat aan niemand. Hij had ooit eens opgevangen dat echte dames hun leeftijd nooit openbaar maken en hij was een echte jongen. Dus. Daarom wist niemand helemaal precies de leeftijd van Ole. Ole had een aparte logica. Dat kwam omdat hij in zijn vrije tijd indiaan was. Met een pijl en boog en een speer om mammoeten mee te vangen. Hij had al een tijdje geen mammoet meer gevangen, maar dat hinderde niet. Zijn roem van mammoetendoder was hem ver vooruit gesneld en dus bleven ze allemaal ver uit zijn buurt. Maar als er 1 iets te overmoedig zou worden, zou Ole hem opwachten.

Ondertussen moest Ole wel gewoon naar school. Dat was saai vond Ole. De lessen duurden te lang en de leraren waren verstoft. Een les duurt 50 minuten op de school van Ole. Of 2 keer 50 minuten. Voor gym bijvoorbeeld en muziek en creatieve vorming en dat soort vakken. Dan had je dubbele lesuren. Maar Ole had het na een minuut of veertig echt allemaal wel gezien, dan was hij klaar met de les. Dus pakte hij zijn tas in en stond op om naar de volgende les te lopen. Maar het vervelende was wel dat daar dan nog allemaal andere kinderen in het lokaal zaten. Ergerlijk vond Ole dat. Maar Ole had een rugtas met gadgets. In de tas zaten een kompas en een vergrootglas. Een paar dropjes voor als hij verdwaald raakte en zijn suikerspiegel begon te dalen, een thermodeken, een pakje pleisters en een doosje met lucifers.

Als hij stond te wachten op de gang tot hij eindelijk het lokaal in kon, gebeurde er nooit iets, echt helemaal niets. Uur na uur, na uur, dag in dag uit stond hij zich stierlijk te vervelen. Tot op de bewuste maandag. Na een vervelend uur wiskunde waar hij eigenlijk na een half uur al klaar was, maar uit fatsoen nog 10 minuten bleef zitten, want dat was een regel van zijn ouders, stond hij te wachten op de natuurkunde les. Daar had hij altijd heel veel zin in. Meestal bleef hij de volle 50 minuten zitten. Niet altijd, maar meestal wel. Vandaag zou hij de natuurkunde les niet mee maken, want terwijl hij met zijn kompas zijn exacte positie bepaalde, zag hij in zijn ooghoeken een aap wegschieten. Een aap! Weliswaar geen mammoet, maar een aap in school! Snel pakte hij pijl en boog uit zijn rugtas en ging op jacht.

Een paar minuten later begon de volgende les. Zonder Ole. En iedereen wist direct dat er iets niet helemaal in orde was. Ole die een natuurkunde les miste. En zo ging er een intern alarm af, de school ging op zoek naar Ole. Niet letterlijk natuurlijk, maar de kinderen en de leerkrachten keken allemaal in alle hoeken. In alle toiletten, onder de kapstok, achter de kasten, net alsof er een jongen van ongeveer 8 jaar achter een kast zou kunnen zitten, maar soms denken leerkrachten heel erg vreemd. En zo keek iedereen ook achter alle kasten. Vreemd maar waar.


Ole was niet op school. Nergens. En zo kwam er een telefoontje bij de dienstdoende politie agent terecht. ‘Ole is weg.’ ‘Dan is hij vast even plassen.’ ‘Ole heeft de natuurkunde les gemist.’ Dat was voldoende. Want het hele dorp wist dat Ole natuurkunde nooit zou willen missen. Behalve als hij een mammoet tegen zou komen. Maar hoe groot was de kans dat er een mammoet rond liep in het dorp? Nihil. Laat staan dat er een mammoet op school rond zou lopen. Dat wisten alle volwassenen dus werd er snel een zoektocht op gang gezet. Ole werd vermist.

Tssjjj, en nee, ik kan niet zomaar even een foto van een mammoet te voor schijn toveren. Ook niet van een aap, die lopen doorgaans niet door mijn tuin. Elanden wel. Vandaar.

vrijdag 10 oktober 2014

De Bionische pappa.

 Pappa is geopereerd en heeft naar eigen zeggen een halve bouwmarkt aan ijzerwaren in zijn hand. Zijn hand die ook enorm groot is. Een monsterlijke hand vinden we het, maar de patiënt vindt het wel mee vallen.  Die ijzeren plaatjes moeten toch ergens passen.

Maar nu kan hij niets. Geen deksels van potjes schroeven, geen deur openen. Handig als mamma opeens inkopen voor school gaat doen en pappa zelf naar huis loopt. Staat hij voor de deur, weliswaar met sleutel, maar verder kan hij alleen naar de deur kijken. Met de sleutel in zijn hand. Dat dan weer wel. Pappa kan niet fietsen en niet auto rijden. Maar hij heeft dus wel allemaal metaal in zijn hand. ‘Heeft hij laserstralen?’ Vraagt vriendje aan Finn. ‘Ja, die heeft hij dinsdag geoefend. Toen bliksemde het wel een uur.’ ‘Ja! Dat weet ik. Wel een hele avond aan laserstralen! Was dat jouw vader?’ ‘Ja. Dat was mijn vader.’ ‘Wauw! Maar nu ziet hij wel heel wit.’ ‘Ja, hij is nu heel ziek. Dat komt denk ik omdat hij moe is van al die laserstralen schieten.’ ‘Ja, jouw vader is ook al oud. En grijs. En bijna kaal.’ Onder tussen probeer ik serieus te werken, maar dat lukt niet erg. Het gesprek gaat verder.

‘Kan jouw vader straks ook de auto banden automatisch oppompen? Wij moesten gister of 3 daagjes geleden naar de garage met een lekke band.’ ‘Ja, dat doet hij gewoon met zijn pink.’ ‘Wauw! Kan hij dan ook de verkeerslichten op groen laten springen? Dat kan mijn pappa namelijk wel.’ ‘Pfft, dat kan hij al jaren. Dan belt hij gewoon ’s morgens dat hij er aan komt en dan staan alle lichten al op groen.’ ‘Die hand is wel heel dik, dus wat kan je vader nog meer?’ ‘Hij is nog aan het oefenen. Nu kan hij niet eens zonder hulp douchen. Moet mamma hem helpen. Staan ze in hun blote kont in de douche en dan zijn de armen van pappa ingepakt met plastic.’ ‘Ieeeehhhhhhh! In hun blote kont?’ ‘Ja, ik ga ook altijd met mijn blote billen in de douche.’ ‘Ieeeeehhhhhhhh! ……. Ik eigenlijk ook.  Maar wat kunnen die andere dikke vingers?’

‘De afstand bedienen van de televisie. Hij kan gewoon met zijn middelvinger de zenders veranderen.’ ‘En wat doet hij dan met zijn vinger naast de pink?’ Ondertussen lopen de beide mannetjes als robots door mijn huis denkbeeldige laserstralen in de rondte te schieten. ‘Dat moet hij nog ontdekken.’ ‘Hopelijk kan hij straks mensen laten vliegen met die vinger.’ ‘Dat zou ik wel gaaf vinden. Dan brengt hij me naar school en dan vlieg ik met hem mee en als iemand mij pest, dan straalt pappa zijn: ik laat je vliegen vinger naar die pester en dan vliegt hij hem zo naar de maan.’ ‘En weer terug. Want anders is het zielig voor hem zijn pappa en mamma en hem zijn broers en zussen. En pesten doet hij waarschijnlijk toch niet meer, zo is hij geschrokken.’ ‘Ik denk toch niet dat hij straks mensen kan laten vliegen. Ik denk dat hij gewoon met zijn laatste vinger kan toveren. Tovert hij de zon tevoorschijn en enge mensen weg.’ ‘Ja!!! Die is goed! Dan hoeven we ook geen sneeuwpop meer zelf te maken, want die tovert je vader dan gewoon van de Noordpool af.’ ‘Whahahahahaha! Ja, en dan tovert hij een auto naar de Noordpool terug. Of een flatgebouw, dat is grappig. Dan komt hij zelfs in de krant.’


‘Jouw vader mag dan oud en grijs zijn en niet eens normaal op een trap kunnen staan, hij is wel een echte transformer pappa.’ ‘Dus! Mijn pappa is het ene moment een oude man die een ongeluk krijgt en het volgende moment is hij een vliegende superheld die flatgebouwen op de Noordpool plaatst.’ ‘En in zijn blote billen douchet. ‘
Wacht maar tot ik terug transformeer! Ik ben nog niet afgeschreven!

woensdag 1 oktober 2014

Ongeluk Ben.

En dan krijg je tijdens je werk het telefoontje die je nooit wilt krijgen. ‘Ik heb een ongeluk gehad.’ Nu wil je natuurlijk nog veel liever niet het telefoontje krijgen: 1 van uw kinderen….., maar dit was ook niet fijn. De ernst was direct bij alle partijen duidelijk. Uitgezonderd de huisarts. Terwijl Ben binnen werd gebracht door 1 van de chefs van de werkplek, besloten de huisarts en zijn assistente dat het telefonisch spreekuur echt veeeeeel belangrijker was dan een man die niet kon zitten; niet kon staan; die zijn armen niet meer kon buigen, die overigens ook in hele vreemde standen stonden en van top tot teen onder het stof zat. ‘Hij is van een bouwtrap gevallen en achterover op een betonnen vloer terecht gekomen.’ Ach, het zou wat zal de huisarts gedacht hebben. Ik heb nu iemand aan de telefoon met een ingegroeide teennagel. Prioriteiten stellen noemen ze dat geloof ik.

Uiteindelijk besloot de huisarts toch maar dat Ben naar het ziekenhuis moest. Daar konden we zo naar toe. Melden bij de Eerste hulp en succes maar weer! Volgende keer eerst van te voren even een afspraak maken dat u van plan bent om van een hoogte naar beneden te vallen. Plan ik u in voor mijn telefonisch spreekuur. (Dit laatste schrijf ik sarcastisch) Bij de EHBO aangekomen, zag Ben inmiddels asgrauw, verging van de pijn en stond scheef van de emoties. Er was geen mail van de huisarts. ????????? Ik, de rustigheid zelve, ging door het lint. Dat hielp, want we mochten plaats nemen in de wachtruimte. Ben, hing tegen een koffiemachine en ik ging even bellen. Het was vast  nog steeds telefonisch spreekuur. Of niet, maar ik zou die man wel even laten weten wat we van hem vonden…

Dat hoefde niet. Bij de afdeling Chirurgie was een fax binnen gekomen. Ik citeer: een FAX! 2014. We leven in 2014. Waarschijnlijk ging er ergens in het kantoor bij chirurgie een apparaat ratelen. Achter in de bezemkast. Ze zullen zich wel rot geschrokken zijn. Gelukkig voor ons werken er in het ziekenhuis ook mensen van het tijdperk voor de mail. Er was dus iemand zo helder om de fax van de machine te pakken en hem naar de EHBO te brengen. Daarna mocht Ben eindelijk naar een bed. ‘Gaat u maar liggen.’ Zei een werkelijk hele lieve arts. (Overigens de hele dag alleen maar aardige artsen en verplegers gezien) ‘Dat kan niet’ zei Ben. ‘Ik kan niet liggen en ook niet zitten.’ Alarmbellen gingen af bij arts en haar Aio. Zijn rug werd bekeken en beklopt en hij moest direct plat op een bed liggen. Wat niet ging, maar met vereende krachten lag hij plat. Niets maar aan doen. ‘Ik haal je met een week wel weer op schat.’

Afijn, om een lang verhaal kort te maken, na verschillende onderzoeken en een 30 tal röntgen foto’s later, waarbij zijn broek uit werd gedaan door een dame!, hele dag weer goed voor meneer de patiënt, kwam de uitslag. De onderste 3 ruggenwervels waren toch niet gebroken. Tot zo ver het goede nieuws. En voor ons het belangrijkste nieuws. Dat zijn linker pols verbrijzeld is en zijn rechter elleboog met dito ellepijp gebroken: Peanuts! (Pinda’s!) ‘Dat gaan we even in het gips zetten. Nu is er echter 1 klein probleempje’ zei de arts. ‘U heeft dus beide armen gebroken. En de breuk in uw rechter arm moeten we eigenlijk van boven tot onder in het gips zetten. Maar, de breuk in uw linker pols is dusdanig fout, dat we links ook moeten gaan gipsen.’ ‘Uitstekend’ zei ik. ‘Nou, dat houdt dus in, dat meneer niet eens zijn eigen billen kan afvegen.’…… ‘Nou ja, dan zal ik dat moeten doen.’ Hoorde ik mezelf zeggen. Het zal de vermoeidheid wel geweest zijn.

Dat gingen ze toch niet doen. Of ze Ben daarmee in bescherming namen of mij, is me nog niet helemaal duidelijk. Zijn rechter arm is dus ingepakt in een drukverband en hij heeft de uitdrukkelijke opdracht om niets, maar dan ook niets met die arm te doen. Zelfs geen koffie kopje mag hij op tillen. Zijn linker arm werd in het gips gezet. Smetteloos wit gips. Maar je bent bouwvakker of je bent het niet: vandaag, na slechts 1 dag, zit er al smeer op zijn gips. Geen idee hoe dat komt!

En als je gegipst bent, begint het proces van kijken hoe sterk ons huwelijk is. Speurtocht door het ziekenhuis om de afdelingen chirurgie en opname te vinden. Ergens halverwege ook nog langs anesthesie. Met de lift, want ik ging dus niet met hem langs de trappen. Mijn handen puilden uit van de schoenen, dossiers en tassen. En dan zou hij tegen de vlakte gaan. 1 keer op een dag van de trap donderen is voldoende. Met de lift dus. Sta je in die kooi, gaat hij niet vooruit en ook niet achteruit. Niet naar boven en niet naar beneden trouwens ook. Moet je eerst op een knop drukken. Tsja, wie verzint  het? En Ben is tamelijk onthand. Schoenen op de vloer gezet, knop ingedrukt en afspraken maken op alle verdiepingen.

Na een hele lange dag in het ziekenhuis rondgelopen te hebben, mochten we naar huis. Ik zit al lang en breed achter het stuur terwijl Ben als lulletje lampenkap nog naast de auto staat. Mijn stress of irritatie level begint al omhoog te schieten. Maar ja, die arme man kan niet eens de deur open doen. Ik dus weer uitstappen en heel hoffelijk de deur voor hem open houden. Gordel omdoen: HA! Kan hij ook al niet! Thuis: Ik ben binnen en Ben zit nog in de auto. Gné, gné, gné. Gordel én Portier vergeten. ‘Doe jij nu eerst even je bebloede en bestofte kleding uit?’ Ja, hoe ga je in hemelsnaam uit de kleren zonder je handen en armen te gebruiken? We hebben hem uiteindelijk met een washand gewassen. Ik mocht hem niet onder de douche zetten, want dan smelt zijn gips.

Morgen ga ik voor onder de douche vuilniszakken halen. Van die hele sterke blauwe bouwafval zakken. ‘Waar gaat u die voor gebruiken mevrouw?’ ‘Ik ga het lichaam van mijn man inpakken.’ Altijd al een keer willen zeggen. Ben benieuwd hoe ze reageren. Genoeg gekheid op een stokje. Koffie drinken, wij zijn verslaafd aan koffie en drinken dat de ganse dag door. Maar Ben mag dus niets optillen. En dan zet je vrouw een kop dampende, heerlijk ruikende koffie voor je neer. Met een rietje. Want zo gemeen ben ik heus niet! Koffie drinken met een rietje dus.  Vanmorgen besloot Ben dat hij toch even mee ging naar school. Fietsen van de kinderen naar buiten, fiets van mij naar buiten en fiets van Ben naar buiten…… Met de auto dus maar. En nu hielden we in 1 keer het portier voor hem open.  Al doende leert men. Zelfs wij. Op een telefoon zit gelukkig een speaker, want een telefoon vast houden kan niet.

Brood smeren; de deur open doen als er visite voor de deur staat, maar je vrouw is net even op school; plassen. Hoe ga je plassen als je eigenlijk niet kunt zitten? ‘Dan blijf je toch staan?’ Zei ik welgemeend behulpzaam. De beide jongens en Ben begonnen te lachen. ‘Maar dan heb ik wel hulp nodig.’ ‘O! probeer dan toch  maar te gaan zitten. Ga morgen bij de thuiszorg even navragen of ze een hulpmiddel hebben zodat jij weer kunt plassen.’ Tegenwoordig is iedereen toch van alle markten thuis?

En dan hebben we het nog niet eens over de versprekingen. Terwijl ik een tamelijk lastige mail opstel die Ben even later ook gaat lezen voeg ik nog even toe: ‘nergens aankomen hoor!’. Bang als ik ben dat mijn tekst weer weg is.  Het is allemaal even onhandig. In de supermarkt loop ik met een veel te zware rijdende boodschappenmand en vraag of hij nog van plan is om zijn handen uit de mouwen te steken vandaag. Het heeft even tijd nodig om aan de nieuwe situatie te wennen. In ieder geval is zijn rug niet gebroken en voor zijn pols gaat hij vrijdag onder het mes. Om aan te geven hoe gecompliceerd de breuken zijn: er komen twee chirurgen om de operatie uit te voeren.

Via deze weg wil ik direct een paar mensen bedanken: 

Mijn moeder die de kinderen tussen de middag opving en ook om kwart over 3 weer op het schoolplein stond. Dat ze daar vervolgens Sophie vergat mee te nemen kan de beste overkomen. Per slot van rekening is oma zelfs met Finn naar het stampvolle bloedhete zwembad gegaan zodat hij gewoon naar de zwemles kon.

De school van de kinderen. Wederom stond een ieder klaar om de kinderen op te vangen op het moment dat we nog geen idee hadden van de ernst van de situatie. Er werd brood geregeld, beleg en opvang. De kinderen kregen de ruimte om ’s middags al over hun vader te praten, ook toen wisten we nog niet hoe hij er voor stond. Of lag eigenlijk.


En de moeders van het schoolplein. Nadat ik via Facebook om hulp had gevraagd mbt de opvang voor de kinderen tijdens de lunch de komende week, hadden de kinderen binnen 5 minuten de keuze uit heel veel adressen. Dank jullie wel!!!!!

P.s. Ben heeft op de eerste verdieping geslapen. In het bed van Sophie. Sophie lag bij mij. Heb ik geslapen? Sophie wel. Knarsetandend en al. 

Goed voorbeeld doet goed volgen. ;)