vrijdag 21 augustus 2015

Groepsdruk

‘Mam, we gaan vanmiddag naar het schoolbos. In plaats van gym. Dus ik hoef mijn gymtas niet mee te nemen.’ Voor me staat een prachtige 10 jarige dochter. In een korte broek en een wit T-shirt. Nieuwe roze gymschoenen. ‘Ja, maar dan trek je dus een lange broek aan en een ander T-shirt. Pak maar een oude uit de kast.’ ‘Maar mam, we gaan vanmiddag pas!’ ‘Nee, want het komt in de plaats van de gymles.’ ‘We gaan vanmiddag. Ik ga niet in een lange broek naar school! Het wordt heel mooi weer!’ ‘Ik dacht het wel dame! Dat schoolbos is 1 modderige toestand. Hup naar boven. We hebben nog 2 minuten.’ Dochter gaat mokkend naar boven om even later beneden te komen met lange broek en winters shirt. Lange mouwen. Grijs. Ik kijk naar dochter en hoop van harte dat het schoolbos inderdaad ’s morgens bezocht gaat worden.

Aangekomen op school zien we jongens met korte broeken en meisjes met rokken en witte jurkjes. De nazomer wordt met alle handen aangegrepen. 10 jarige prachtige dochter staat bij haar tafeltje met de tranen in haar ogen en voelt die van haar klasgenootjes in haar rug. We gaan naar huis besluit ik. ‘We gaan andere kleren aandoen.’ Echt? Fluistert dochter met haar ogen. ‘Echt. Pak je sleutels. We gaan.’ Maar eerst nog naar je broertje. Op de weg naar zijn klas komen we eerst de adjunct-directrice tegen, gevolgd door de directeur. En beide beginnen tegen dochter te praten. Positieve opmerkingen over haar nieuwe kapsel. Dochter blijft dicht bij haar moeder lopen. Bang dat ze terug gestuurd wordt naar haar klas. Maar ik laat mijn dochter op dit moment door niemand terug sturen. We zijn op weg naar huis. Maar eerst dus naar zoon.

Daarna meld ik bij de conciĆ«rge dat we terug gaan naar huis en dat we later weer terugkomen. Hebben een kort gesprek over de groepsprocessen in de klas van dochter. Over modepoppen in de klas die voor de rest bepalen welke schoenen er gekocht moeten worden en welke niet. Welke “style” bij iemand past en welke vooral niet. Dochter trekt zich daar niets van aan. Koopt schoenen die zij wil hebben en vertelt aan vriendinnen dat ze niet naar modepoppen moeten luisteren. ‘Koop de kleding en de schoenen die jij wilt hebben, waar jij je goed in voelt!’ Dochter is een roepende in de woestijn. En nu dus een roepende in een woestijn met een moeder die nooit rokken draagt, geen witte zomerjurkjes ook en lak heeft aan wat anderen van haar denken. Maar zelfs deze moeder ziet dat de door haar verplichte lange broek en somber shirt wel heel erg afsteken bij de rest van de klas. En dat 10 jarige dochter daar wel degelijk last van heeft. Hoe stoer en sterk en zelfverzekerd ze ook is.

Diep van binnen is ook mijn dochter natuurlijk een meisje die bij de groep wil horen. En zo fietsen we samen terug. Dochter kijkt afwisselend boos en vrolijk. Ze oefent haar emoties. En thuis duikt ze in haar kast. Korte broek met vrolijke gekleurde blokken en een spierwit T-shirt. Roze gymschoenen gaan weer aan en dochter is klaar om terug naar school te fietsen. Ik sta met een witte jurk in mijn handen. Of ik wel helemaal gek ben vraagt ze zich af. 'Ik ga me niet kleden zoals die meiden in mijn klas! Ik ben ik en ik trek deze broek aan. En het interesseert me niets als ze dat niet mijn “style”vinden! Dit zit lekker en ik kan dit vanmiddag ook gewoon aan in het schoolbos! Heeft u wel eens geprobeerd om in een boom te klimmen met een witte jurk aan?'


Mijn dochter! Het is mijn dochter die naast me fietst. Niet 1 of andere door de groep gemodelleerde pop. Maar een echt meisje met echte gevoelens en een ijzersterke eigen wil. Daar kan ook ik nog wat van leren.

En je mag best totaal anders zijn om toch bij de groep te horen!

zondag 16 augustus 2015

Groene watermonsters.

‘Mam, kunnen we hier zwemmen?’ Vraagt Rune als ze met de auto over een snelstromende, kolkende rivier rijden. ‘Nee, dat kan hier niet. Hier is het veel te gevaarlijk.’ ‘Waarom? Want het water ziet er heel lief uit met al die witte koppen. Het is net shampoo. Eigenlijk rijden we over een shampoorivier.’ ‘Die shampoorivier van jou is anders een hele gevaarlijke rivier. En wat jij als shampoo schuim ziet, is in werkelijkheid het hoofd van de groene monsters.’’Groene monsters? Zijn hier groene monsters?’ Rune draait zich om en kijkt door het achterraam naar de rivier die nu achter ze ligt. ‘Ja, hier zijn grote groene monsters die niet willen dat kinderen komen zwemmen.’ ‘Waarom niet?’ ‘Omdat ze een hekel hebben aan kinderen.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat kinderen altijd plassen in het water. Daarom.’ ‘Bah! Ik plas nooit in het water. Dus ik mag er wel zwemmen.’ ‘Maar dat jij nooit in het water plast, dat weten de groene monsters natuurlijk niet.’

Rune kijkt stil voor zich uit. Tot nu toe zag hij overal snelwegen, bergen, weilanden met grazende koeien en huizen. Heel veel huizen met heel veel mensen. En nergens zag hij water. En nu hij dan eindelijk water heeft gevonden, mag hij er niet in zwemmen. Wat een stom land is dit!

‘Mam, die groene monsters, kan ik daar geen vrienden mee worden? Dan maak ik gewoon eerst een tekening en die neem ik mee als ik het water in ga. Als ze dan langskomen geef ik de tekening aan ze.’ ‘Dat is heel lief van je, maar de groene monsters willen geen tekening. Ze willen met rust gelaten worden.’ ’Waarom?’ ‘Omdat ze heel hard gewerkt hebben om al het smeltwater veilig af te voeren, omdat ze alle rotzooi naar de oevers hebben gebracht, zodat de grote mensen het vuilnis naar de werf konden brengen en nu zijn ze moe. Ze hebben totaal geen behoefte aan zwemmende kinderen. Ze gaan de hele zomer een beetje uitrusten.’

Twee dagen later gaan de kinderen zwemmen met pappa en mamma. In een bergmeer, helemaal gevuld met smeltwater uit de bergen. Zonder kolkende watermassa’s en zonder schuimende shampoo koppen op het water. Gewoon een lieflijk meer aan de rand van het dorp.

‘Mam, die groene monsters, zijn die hier ook?’ ‘Nee schat, hier kun je gewoon veilig zwemmen. Zonder groene monsters die je naar beneden trekken.’ Rune springt in het water, zwemt een paar rondjes en rent dan toch het water weer uit. ‘Mam, ik ga wel in het gewone zwembad zwemmen. Ik vertrouw het water toch niet helemaal. Er zitten telkens allemaal planten om mijn voeten. Misschien zijn er toch wel groene watermonsters.’ ‘Die zitten hier echt niet, die hebben zich verstopt in de rivieren. Wat je hier voelt, zijn de waterplanten. ‘ ’Waterplanten of niet, ik vertrouw het niet. Ik ga naar het zwembad.’


Terwijl Rune naar het zwembad loopt, ziet mamma opeens een waterplant omhoog komen. Steeds groter groeit hij. Mamma kijkt met grote ogen naar het meer. Het zal toch niet? Het zal toch echt niet? Maar dan gooit een lachende tiener een waterplanten pruik van zijn hoofd. Zijn kleine zusje rent gillend het water uit. Mamma haalt opgelucht adem. Geen watermonsters. Toch zwemt ook mamma de hele vakantie niet meer in het meer, maar gezellig samen met Rune in het zwembad, waar ze de blauwe bodem gewoon goed kan zien. Soms ga je bijna in je eigen sprookjes geloven.

Groen watermonster? Nee, gewoon blauwalg bij ons in het kanaal. Ik was te erg geschrokken om een foto te maken van de lachende lolbroek.